Schilderkunst kan ons verbazen, bekoren, ontroeren, verbijsteren … Ze kan ‘een venster op de werkelijkheid’ zijn, maar ze kan ons ook misleiden, schaamteloos onze waarneming manipuleren! De trompe-l’oeil is daarvan misschien wel het treffendste voorbeeld, Bij Musée Marmottan Monet is deze maand een grote tentoonstelling over dit heel aparte genre te zien.
Toen een van onze verre voorouders zo’n twintigduizend jaar geleden een paard schilderde in de grot van Pech Merle (Frankrijk), probeerde hij of zij toen niet de indruk te wekken dat men écht een paard zag, door een rots te kiezen waarvan de vorm vreemd genoeg op die van een paard leek? Het geloof dat de schilderkunst de natuur moet imiteren, een illusie moet creëren die even sterk als de werkelijkheid is, ontstond in de oudheid en vormt de grondslag van de Europese artistieke esthetiek, zoals Plinius de Oudere (23-79 n.Chr.) vermeldt in zijn Historia Naturalis, verwijzend naar de beroemdste Griekse schilders, Zeuxis en Parrhasius. Jammer genoeg zijn er geen oude Griekse schilderijen bewaard gebleven, maar hun vaardigheid werd doorgegeven aan de Romeinen, die ontelbare villamuren hebben beschilderd.
De oudste frescostijl in Pompeji was al trompe-l’oeil, waarbij marmer werd nagebootst door middel van fijne geschilderde reliëfs. In de loop der jaren wedijverden de decorateurs van deze luxueuze woningen met elkaar in vindingrijkheid om via die muren ‘uitzicht’ te bieden op tuinen en steden, door diverse perspectieven te gebruiken. In zekere zin waren ze de uitvinders van de special effects. Ze schilderden zelfs valse lijsten … Met de val van het Romeinse rijk ging dit alles geleidelijk aan verloren: de middeleeuwen besteedden geen aandacht meer aan deze esthetiek, wegens te druk bezig met het weergeven van de goddelijke wereld.
VENSTER OP DE WERKELIJKHEID
De kunstenaars van de renaissance, die geen kennis hadden van de fresco’s van Pompeji, nog steeds begraven onder een metersdikke aslaag afkomstig van de Vesuvius, begonnen Griekse teksten te lezen, opgravingen te doen op zoek naar oude sculpturen en zich te interesseren voor de mens, zijn lichaam en de omgeving waarin hij leefde. Ze wilden dat de schilderkunst ‘een venster op de werkelijkheid’ zou zijn. Piero della Francesca, Masaccio en Donatello vonden de wetten van het perspectief uit. Die werden uitgetest en gecodificeerd door architecten als Brunelleschi en Alberti.