De steile klim van zwarte vrouwelijke kunstenaars
TEKST: CELINE DE GEEST
Zanele Muholi, Kara Walker, Lynette Yiadom-Boakye en Njideka Akunyili Crosby. Kende u deze namen nog niet, dan komt daar in de nabije toekomst wellicht verandering in. Vrouwelijke kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora krijgen wereldwijd voor het eerst de aandacht die ze verdienen. Waar komt die shift vandaan? En groeien de verkoopprijzen proportioneel? COLLECT besprak de positie van zwarte, vrouwelijke kunstenaars met galerist Anne Wetsi Mpoma, specialist hedendaagse Afrikaanse kunst bij Bonhams Giles Peppiatt en pionier van die markt, en kunstenaar Nokukhanya Langa.
Het is geen geheim dat de kunstmarkt lange tijd een voornamelijk blank, mannelijk bastion geweest is. Volgens Artnet is tussen 2008 en 2019 ongeveer 165 miljard dollar uitgegeven aan kunst op veilingen, waarvan slechts 2 procent (3,5 miljard euro) naar het werk van vrouwen ging. Nog wat lager op de ladder staan zwarte vrouwen. De markt voor vrouwelijke kunst is niet alleen kleiner, maar ook onevenredig geconcentreerd op enkele kunstenaars. Slechts vijf zijn goed voor bijna de helft van de 3,5 miljard euro die aan het werk van vrouwen werd uitgegeven: Yayoi Kusama, Joan Mitchell, Louise Bourgeois, Georgia O’Keeffe en Agnes Martin. Ter vergelijking: de vijf meest lucratieve mannelijke kunstenaars (Pablo Picasso, Andy Warhol, Zhang Daqian, Qi Baishi, and Claude Monet) maken samen nog geen 5 procent uit van de 161,5 miljoen euro die in de afgelopen 12 jaar aan het werk van mannen besteed werd.
Stroomversnelling
En toch. Vrouwelijke kunstenaars, en specifiek vrouwelijke kunstenaars die wereldwijd deel uitmaken van de Afrikaanse diaspora, krijgen de afgelopen jaren onmiskenbaar meer aandacht dan voorheen. In een rapport van Artprice over de belangrijkste trends binnen de hedendaagse kunstwereld van de afgelopen twintig jaar komt die spectaculaire klim uitgebreid aan bod. Het rapport stelt dat door meer gewicht te geven aan voornamelijk Afro-Amerikaanse kunstenaars, musea, galeries, veilinghuizen, en opvallende privé-verzamelaars ons doen stilstaan bij de westerse ideeën die de kunstgeschiedenis en de kunstmarkt gevormd hebben. Verschillende belangrijke internationale galeries hebben zich ontfermd over het werk van zwarte vrouwelijke kunstenaars: David Zwirner werkt met Njideka Akunyili Crosby, Hauser & Wirth met Amy Sherald, en Gagosian met Nathaniel Mary Quinn. Voor al deze artiesten geldt dat de prijzen van hun werk zich sindsdien aan een razend tempo vermenigvuldigen.
Ook de veilinghuizen surfen mee op het succes. Toyin Ojih Odutola maakte haar debuut op de secundaire kunstmarkt in 2018, het jaar waarin ze zich aansloot bij Stephen Friedman gallery. Haar werk dat op € 10.000-15.000 geschat werd ging voor € 52.000 de deur uit, en tegenwoordig stijgen de prijzen voor deze Nigeriaanse kunstenaar al tot € 400.000. Een vergelijkbare tendens deed zich voor bij het werk van Tschabalala Self. In 2019, het eerste jaar waarin haar werken geveild werden, werd ze meteen de op drie na best verkopende kunstenaar onder de veertig jaar. Steeds vaker zien we ook veilingen die specifiek op hedendaagse Afrikaanse kunst gericht zijn. Grote veilinghuizen zoals Bonhams, Sotheby’s en Piasa hebben de afgelopen jaren hun departementen gespecialiseerd in dit marktsegment sterk uitgebouwd. In de zomer van 2020 organiseerde Christie’s de veiling Say It Loud, gevuld met uitsluitend opkomende en mid career kunstenaars met Afrikaanse roots.
In eigen boezem kijken
De veiling bij Christie’s werd op poten gezet door het nieuwe departement voor ‘diversiteit en inclusiviteit’ binnen het veilinghuis, en werd gecureerd door Destinee Ross-Sutton, die met haar galerie in New York eveneens uitsluitend kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora vertegenwoordigt. Om de jonge opkomende kunstenaars te beschermen tegen al te speculatieve verzamelaars, die een werk opkopen om het meteen erna voor een tienvoud van de prijs terug te verkopen, liet Destinee Ross-Sutton de kopers een contract tekenen. Door het te tekenen gingen ze ermee akkoord het werk niet binnen de vijf jaar door te verkopen. Wanneer ze wel willen verkopen moeten ze goedkeuring krijgen van de kunstenaar, en moeten ze 15% van de winst aan de kunstenaar betalen. Bovendien ging 100% van de inkomsten van de veiling naar de kunstenaars. “Ik ben opgegroeid met verhalen over zwarte zangers en kunstenaars die werden uitgebuit door hun managers, door de mensen die beweerden het beste met hen voor te hebben”, vertelde Ross-Sutton daarover in een persbericht van Christie’s. “Je moet je geschiedenis kennen en eruit leren, en ervoor zorgen dat het niet meer gebeurt. Het is mijn taak om te identificeren wie een serieuze verzamelaar is, en wie een ‘flipper’, en om ervoor te zorgen dat mijn kunstenaars getoond worden in ruimtes die hun carrière ten goede komen.”
In onze eigen streken lijken zwarte vrouwelijke kunstenaars echter nog niet steeds op de juiste plaatsen terecht te komen. De trein begint hier ook op gang te komen, maar rijdt een heel pak trager dan dat voor de genoemde Afro-Amerikaanse en Afro-Britse vrouwelijke kunstenaars het geval is. In Metropolis M liet Patricia Kaersenhout, een van de zeldzame bekende Nederlandse kunstenaars met Surinaamse roots, enkele jaren terug optekenen dat er bij de Nederlandse instellingen nog te weinig in eigen boezem gekeken wordt. “In programma’s die zich met postkoloniale doelen bezighouden is er bijna zonder uitzondering sprake van buitenlandse kunstenaars die geen relatie hebben met Nederland, onze geschiedenis en de huidige context”, zei ze toen. In België biedt het vernieuwde maar nog steeds ophefmakende Afrikamuseum een platform voor hedendaagse kunstenaars uit Congo of uit de Congolese diaspora, zoals recent nog de Congolees-Franse Michèle Magema. Daarnaast is de in Antwerpen gevestigde kunstenares Otobong Nkanga alvast goed op weg om internationaal hoge toppen te scheren. Maar dat het potentieel van zwarte kunstenaars in België en Nederland nog niet volledig benut wordt, lijkt duidelijk. Gelukkig is verandering op komst.”
Anne Wetsi Mpoma
De oorsprong van de familie van de in Brussel geboren kunsthistoricus en curator Anne Wetsi Mpoma ligt in Congo. Na haar studies kunstgeschiedenis trok Anne Wetsi Mpoma naar New York, waar ze aan de slag kon bij een galerie met specialisatie in de Harlem Renaissance. Ze kwam terug naar België om hier de Afrikaanse cultuur te blijven promoten en een zwarte kunstmarkt te creëeren. In 2019 voegde ze de daad bij het woord en opende in Brussel Wetsi Art Gallery. Gevraagd naar wat haar drijft antwoordt Anne Wetsi Mpoma dat kunstenaars uit de diaspora hier nog steeds verwaarloosd worden. “Meestal denken mensen bij Afrikaanse kunst meteen aan kunstenaars uit het Afrikaanse continent, zij krijgen meer aandacht”, vervolgt ze. “Dat komt volgens mij omdat het voor verzamelaars goedkoper is om te investeren in kunstenaars van het continent. Daarna kunnen ze dat werk verkopen binnen de westerse wereld. Bij kunstenaars uit de diaspora ligt dat moeilijker omdat zij opgeleid zijn in westerse kunstscholen, en verzamelaars erkennen hun werk niet zozeer als Afrikaans. Ze vragen zich af: waarom zou ik dit werk van een Afrikaanse kunstenaar kopen dat eruitziet als het werk van een blanke Europese kunstenaar, als ik hetzelfde soort werk voor deze prijs kan kopen van een blanke Europese kunstenaar? Het klinkt extreem, maar dat zijn dingen die ik al gehoord heb.”
Geboorte van een kunstscene
Een hedendaagse Belgisch-Afrikaanse kunstscene bestaat volgens Anne Wetsi Mpoma nog niet. Die is nog volop in ontwikkeling. De zwarte kunstenaars waarmee ze werkt hebben doorgaans minder ervaring, net omdat ze door instellingen dikwijls niet als waardevol worden beschouwd. Volgens Anne Wetsi Mpoma krijgen ze te weinig kansen om professioneel te werken. Ook het waarmaken van haar eigen droom om curator te worden liep moeizaam, omdat ze als zwarte, Franstalige vrouw in België niet serieus genomen werd. “Maar ik heb ook gezien dat er in een heel korte periode heel wat vooruitgang gemaakt is”, stelt de galerist. “Er is zeker iets gaande. Mijn ruimte bestaat nu anderhalf jaar, inclusief de corona-periode. Binnen zes maanden of na een jaar zal het tij nog meer gekeerd zijn. Ik ben in Brussel de eerste persoon die deze markt vertegenwoordigt, maar de markt van kunstenaars uit de diaspora zal verder ontwikkelen, ook na mij.”
Vooral bij de instellingen is er werk aan de winkel, aldus Anne Wetsi Mpoma. Nog te vaak hebben zij een blinde vlek als het over kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora gaat. Al krijgt ze vaak het gevoel dat er defensief gereageerd wordt wanneer ze haar stem hierover laat klinken, toch merkt ze dat ze nu vaker gehoord wordt dan voorheen. “Vorig jaar werd een essay van mij gepubliceerd in het boek Being Imposed Upon, een bundel essays met prominente vrouwelijke Afro-Belgische schrijfsters en denkers over dekolonisatie in België. In dat essay vroeg ik me onder andere af hoe het kon dat er in België geen enkel cultureel centrum is met een zwarte vrouw aan het hoofd. Het boek werd vorige zomer gepubliceerd, en sindsdien zijn er op zijn minst drie zwarte vrouwen benoemd als hoofd van culturele instellingen in België. Dat is een goed begin.”
Anne Wetsi Mpoma werkt met vrouwelijke en mannelijke kunstenaars, maar zegt dat ze wel een specifieke focus op vrouwen heeft. In de galerie probeert ze de balans op 50% vrouwen te houden. Een van de vrouwelijke kunstenaars die ze volop steunt is de in Congo geboren Odette Watshini Messager. In haar figuratieve schilderijen drukt zij haar gelaagde afkomst uit en verbeeldt ze de positieve aspecten van haar Afrikaanse identiteit.
Nokukhanya Langa
De Afro-Amerikaanse Nokukhanya Langa (°1991) met Zuid-Afrikaanse wortels is actief in België en Nederland. In Amsterdam wordt ze vertegenwoordigd door Galerie van Gelder en Gent exposeerde ze bij Barbé Urbain Gallery. In Brussel is haar werk getoond bij Ballon Rouge en momenteel in een groepstentoonstelling bij Wiels. Ze deed haar Master schilderkunst aan het Frank Mohr Instituut in Groningen, en volgt nu een postgraduaatsopleiding aan het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten) in Gent.
Vraag je aan Nokukhanya ‘Noku’ Langa waar ze vandaan komt, dan krijg je geen hapklaar antwoord. Ze werd geboren in Zuid-Afrika, groeide op in de Verenigde Staten met een moeder die in India woont, en verhuisde vorig jaar van Groningen naar Gent. Gelukkig heeft al het verhuizen en aanpassen haar niet ontheemd, maar juist geïnspireerd. Noku Langa: “In 2013 ben ik van de Verenigde Staten naar India verhuisd, mijn moeder woonde daar toen nog. Ik was net afgestudeerd en moest uitzoeken wat ik met mijn leven wilde gaan doen. Ik werkte er in mijn eentje verder aan mijn kunst maar merkte al snel dat ik omringd moest worden door andere kunstenaars. Na drie jaar in India ben ik naar Nederland verhuisd.”
Uit de bubbel
Maar ook daar had Noku Langa het gevoel dat ze vast zat in een bubbel: “Mijn kunst moest een afgelijnd thema hebben en moest logische verbanden hebben. Ik realiseerde me dat mijn identiteit als Afro-Amerikaanse en Zuid-Afrikaanse bij elke verhuis veranderde. Het betekent iets anders om een zwarte vrouw in India te zijn dan om een zwarte vrouw te zijn in Amerika of in Nederland. Ik had zo’n strikte ideeën over mijn werk dat het voelde alsof ik probeerde vast te houden aan iets dat eigenlijk steeds in verandering is. Ik moest de openheid leren omarmen, en dat heeft mijn werk ingrijpend beïnvloed. Mijn werk is zelfs sinds ik in België woon alweer helemaal geëvolueerd. Opnieuw bevind ik mij in een nieuwe context, die zelfs merkbaar verschilt van de cultuur in Nederland”, aldus de kunstenaar.
Omdat ze wou blijven groeien als kunstenaar besloot Noku Langa na haar Master in Groningen nog een opleiding aan het HISK te volgen. Beide opleidingen brachten haar in contact met kunstenaars uit heel wat verschillende landen. “Die interacties verruimen mijn geest, bij wijze van spreken. Het verbreedt mijn perceptie van wat kunst kan zijn. Enerzijds haal ik als schilder heel veel inspiratie uit andere disciplines, zoals videokunst of beeldhouwkunst. Anderzijds zorgen culturele verschillen ervoor dat we totaal andere invalshoeken, thema’s en beeldtalen hebben.”
Open voor interpretatie
Zelf probeert Noku Langa coherente thema’s te mijden en vertolkt ze liever een los idee of een deel van een verhaal naar een hedendaagse vorm, zonder daarbij al te veel context mee te geven aan de kijker. Ze gebruikt vaak tekst in haar kunst, toch is de boodschap impliciet en niet altijd interpreteerbaar. Als voorbeeld geeft ze de vlag met daarop de tekst ’25 m2 + a gallerist’ die ze een tijdje terug maakte. “Dat is een referentie aan ’40 acres and a mule’, een gefaalde vorm van herstelbetalingen aan voormalige Afrikaanse slaven na de Amerikaanse burgeroorlog. Mijn werk gaat niet noodzakelijk over dat soort herstelbetalingen, maar ik vertaal graag historische concepten naar hedendaagse ruimtes. Zo haal ik het concept van reparaties en het gegeven dat ik de eerste persoon ‘van mijn soort’ ben om ergens te kunnen werken door elkaar. Maar de bedoeling is dat iedereen er ook iets persoonlijks in leest, want zo goed als niemand zal de referentie meteen begrijpen.”
Voor Noku Langa is die gemeenschappelijke achtergrond en de bijhorende kennis totaal niet belangrijk als het over kunst gaat. De mensen die ernaar kijken kunnen geraakt worden, ongeacht hun afkomst of geschiedenis. Ook de kunstenaars waar ze zelf naar opkijkt, zoals de Franse installatiekunstenaar Pierre Huyghe, hebben een totaal andere achtergrond dan zij. Die kunst is misschien niet universeel, maar kan toch ze volgens Noku Langa een indruk achterlaten bij iemand met een heel andere identiteit. Maar dat neemt niet weg dat ze ook sterk beïnvloed is geweest door sommige van de zwarte vrouwelijke kunstenaars die momenteel zo succesvol zijn. Velen van hen kent Noku Langa al jaren. “Al tijdens mijn bacheloropleiding was Kara Walker een heel erg invloedrijk persoon voor mij”, vertelt ze. “Haar manier van werken is totaal anders dan de mijne, maar ik vind het mooi om te zien hoe haar boodschappen samengaan met de vormen die ze gebruikt.”
Giles Peppiatt
Giles Peppiatt is specialist Afrikaanse hedendaagse kunst bij Bonhams. In 2007 organiseerde hij als eerste in Londen een veiling die volledig aan Zuid-Afrikaanse kunst gewijd was, en in 2009 de eerste Londense veiling voor hedendaagse Afrikaanse kunst. De eerste jaren waren moeilijk, maar langzaamaan begonnen mensen interesse te tonen. Vijf à zes jaar geleden merkte hij dat de markt plots heel snel vooruit begon te gaan. COLLECT vroeg hem hoe hij de markt heeft zien evolueren, en hoe de toekomst eruitziet.
“Het is geweldig om te zien dat vrouwelijke zwarte kunstenaars steeds meer aandacht krijgen. Lynette Yiadom-Boakye, Kara Walker, Zanele Muholi, de Zimbabweaanse Kudzanai-Violet Hwami, … Er zijn erg veel vrouwelijke artiesten met Afrikaanse roots en ze doen het buitengewoon goed”, zegt Giles Peppiatt. “Een van de redenen is zonder twijfel dat verzamelaars en curatoren langzaam stappen zetten om het onevenwicht in hun collecties te herstellen. Maar we moeten de kunstenaars zelf eer aan doen en benadrukken dat hun succes te danken is aan hun onmiskenbare talent. Ook de invloed van sociale media speelde een grote rol. Die zijn alomtegenwoordig, of je dat nu leuk vindt of niet. In ieder geval heeft het geholpen om het werk van die kunstenaars toegankelijker te maken.”
Universeel geliefd
De sociale media hebben volgens Giles Peppiatt ook wereldwijd de afstanden verkort en de grenzen doen vervagen. Want dat de werken van iemand zoals Kara Walker over thema’s met een zekere geografische gevoeligheid gaan, zoals het racisme in de Verenigde Staten, houdt internationale kopers niet tegen. “Uiteindelijk kopen mensen wat ze in hun collectie willen. Of die nu in Londen of New York verkocht worden, maakt hen niet uit. Het publiek wil dat werk zien en veel van de grootste musea ter wereld hebben ondertussen retrospectieves van deze kunstenaars georganiseerd. Er zal op vlak van de interpretatie wellicht wel wat verschil zijn omdat elk land een andere geschiedenis heeft. Maar op de kunstmarkt zien we dat verschil niet weerspiegeld”, aldus Peppiatt.
Een onderscheid dat dan weer wel overeind blijft bij de veilinghuizen is de onderverdeling tussen Engelstalige en Franstalige Afrikaanse landen. Voor kunstenaars van het Afrikaanse continent ziet hij twee hoofdstromen, naar Londen en Parijs respectievelijk. “Al is de Democratische Republiek Congo een voormalige Belgische kolonie, als deels Franstalig land zal die kunst eerder zijn weg vinden naar de kunstmarkt in Parijs”, zegt hij daarover. “En omdat het exporteren naar Engeland complexer geworden is, zal Londen daar een beetje buiten vallen.” Parijs wordt volgens Peppiatt steeds belangrijker als centrum voor hedendaagse Afrikaanse kunst. De beslissing van galerist Mariane Ibrahim om in Parijs een nieuwe locatie te openen gefocust op kunst uit de diaspora vindt hij dan ook heel verstandig. “Mariane Ibrahim zit net als ik al lang in deze sector, we kennen elkaar goed. We zitten trouwens op een bepaalde manier op hetzelfde traject, want onze eerste veiling van hedendaagse Afrikaanse kunst in Parijs vindt in november plaats.”
BEZOEKEN
Libasse Ka – The Reality of a Reflection
Wetsi Art Gallery
Klein-eiland 1 A
1070 Anderlecht
https://wetsi.gallery
t/m 06-06
Regenerate
Wiels
Van Volxemlaan 354
1190 Brussel
www.wiels.org
t/m 15-08
VEILING
Modern Contemporary African Art
Bonhams
www.bonhams.com
06-10-2021
Ontdek de andere artikels uit het juninummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!