Stof tot nadenken

Stof tot nadenken: de triomf van textiel

Wie erop begint te letten kan er niet meer naast kijken: textiel is alomtegenwoordig in de hedendaagse kunst. Het medium is niet langer een randfenomeen maar manifesteert zich overal binnen de beeldende kunsten in de lage landen. Textiel heeft zich bij ons als geen ander medium ontvoogd, met dank aan pioniers die de weg wijzen en kunstenaars die weigeren in hokjes te denken.

TEKST: CELINE DE GEEST

Textiel is van alle tijden en alle delen van de wereld, en overal ondergaat het medium evoluties en trends. In onze streken, waar textielnijverheid een eeuwenlange geschiedenis heeft, lijkt kunst uit vezels aan een revival bezig te zijn. Je hoeft maar om je heen te kijken in de hedendaagse kunstgaleries en op de beurzen om textiel in alle kleuren, texturen, vormen en maten te zien opduiken. Een sprekend voorbeeld van de diversiteit van kunst uit textiel wordt gevormd door de zussen Joana en Leonie Schneider. Beide werken ze met textiel, maar elk op hun geheel eigen manier. Hun werk werd deze zomer zij aan zij getoond door Rademakers Gallery op Art Rotterdam. Joana Schneider won in 2018 de Keep an Eye Textile & Fashion Award aan de afdeling Textiel & Mode van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag. Joana is een echte ambachtsvrouw: haar werken bouwt ze op met eeuwenoude technieken die op het randje van verdwijnen staan. Zo bestudeerde ze hoe rietdekkers hun daken maken en ging ze bij de vissers in de haven van Katwijk leren hoe zij hun netten maken. Recent ontwikkelde ze haar eigen techniek om glanzende garens om gerecycleerde visserstouwen te wikkelen, met bijhorende machine. Door verschillende kleuren door elkaar te wikkelen ontstaan vloeiende kleurverlopen die wel geschilderd lijken. Maar haar zus Leonie is de echte schilder van de twee. Ze is een verhalenverteller die haar narratieven verbeeldt in figuratieve schilderijen op textiel. Leonie schildert families in erg specifieke en gedetailleerde scènes, met speciale aandacht voor hun emoties en interacties, voor ego’s en humor. Ze speelt met schaalverhoudingen en vult vrolijk het textiel in het textiel – tapijten, kleren, gordijnen en bedlinnen – met kleurrijke patronen. Pien Rademakers, bezieler van Rademakers Gallery, heeft de twee zussen niet toevallig in haar stal. Enkele van de kernwoorden van de galerie zijn namelijk vrouwelijkheid, duurzaamheid en interdisciplinariteit. Het resultaat is een programma van voornamelijk vrouwelijke kunstenaars die met textiel werken, en met wie ze jaarlijks de expositie ‘Soft!’ organiseert. De titel is een knipoog naar de stereotypes rond textiel die door de deelnemende kunstenaars op de korrel genomen worden, een beweging die al een tijdje aan de gang is. Het zijn de hedendaagse kunstenaars die de tradities naar hun hand weten te zetten, die een nieuw tijdperk voor textiel inluiden.

Tapta, Formes pour un espace souple, 1974, Collectie M HKA. © Foto: M HKAclinckx.

Scharniermomenten

Zo spannend en innovatief als de kunst uit textiel gemaakt vandaag is, zo stoffig en tuttig was het imago ervan ooit. Traditioneel werd gesproken over ‘kunstnijverheid’ als men het had over de diverse toegepaste kunsten die textiel als materie gebruiken, zoals borduurwerk, kantwerk, haakwerk, wandtapijten. In de jaren zestig van de vorige eeuw kwam een verschuiving op gang. De traditionele technieken bleven van belang maar enkele pioniers begonnen onafhankelijk, modern werk uit textiel te maken, dat niet langer als decoratie bedoeld was. Veel van de vernieuwingen vonden plaats in de context van de Internationale Biënnale van de Tapijtkunst in Lausanne. In 1967 zorgde de Zwitserse Elsi Giacuque (1900-1989) voor een belangrijk scharniermoment, door haar kunstwerken uit textiel midden in de ruimte te presenteren in plaats van aan de muur. Nog twee jaar later volgden velen haar voorbeeld, en zo emancipeerde de kunst zich van muurdecoratie richting textiele sculpturen. De Poolse Magdalena Abakanowicz (1930-2017) trad in haar voetsporen, en beïnvloedde op haar beurt de Belgische kunstenares van Poolse afkomst Maria Wierusz-Kowalski, alias Tapta (1926-1997). De emancipatie van kunst uit textiel betekende ook dat het hokjesdenken in termen van materiaalkeuze voor een groot deel verdween. Textiel werd steeds vaker gecombineerd met andere materialen, in creaties die zich gewoon als autonome, beeldende kunst laten omschrijven. In 1980 wil Tapta breken met de nog al te decoratieve werkwijze die haar opsloot in het ‘getto van de textielkunst’. Ze confronteert textiel voortaan met industriële materialen, zoals rubber, beton en plaatwerk. Veel kunstenaars zetten zich vandaag de dag nog steeds af tegen de term ‘textielkunst’, al was die in de vorige eeuw nog belangrijk in de onafhankelijkheidstrijd van een kunstvorm in de marge. Net zoals vrouwelijke kunstenaars het niet langer op prijs stellen zo te worden geclassificeerd, willen kunstenaars die textiel gebruiken evenmin nog langer in een hokje geplaatst worden. Oorspronkelijk hielden vooral vrouwen zich bezig zowel met de textiele kunstnijverheid als de experimentelere vormen uit de jaren zestig. Nijverheden als naaien, stikken, breien, haken en weven werden vanwege de associaties met het huishouden historisch als vrouwelijk beschouwd. Ook op de befaamde Bauhaus-school, nochtans beschouwd als een progressief academisch designinstituut dat mannen en vrouwen als gelijken zou aanvaarden, was textiel een louter vrouwelijke aangelegenheid. In de jaren ’20 bood het Bauhaus vrouwen ongekende kansen voor die tijd, zij het enkel op het gebied van weven en andere nijverheden die toen geschikt werden geacht voor vrouwen. Toch zorgden de vrouwen binnen die afdeling voor baanbrekend werk dat kunst, ambacht en industriële productie verzoende. De bekendste van hen is ongetwijfeld Anni Albers (1899-1994), die in 1994 de eerste textielontwerper werd met een solotentoonstelling in het MoMa in New York. Samen met haar echtgenoot, de kunstenaar Joseph Albers, begeleide ze op Yale Sheila Hicks (°1934), die later wereldberoemd werd om haar kleurrijke werk. Dat varieert van monumentale tot minimale textiele installaties. In 1974 was het Stedelijk Museum in Amsterdam bij de eerste musea die haar werk toonden in een grote overzichtstentoonstelling. In België is het wachten op een grote museale retrospectieve, maar in 2015-2016 was in de Oostendse kunstruimte De 11 Lijnen wel al een kleinschaliger overzicht te zien.

Met man en macht

Textiel is samen met de culturele bewegingen van de 20e eeuw geëvolueerd, en doet dat nog steeds. Al in de jaren zestig en zeventig speelde textiel een belangrijke rol binnen de Feminist Art, de kunststroming die de maatschappelijke en politieke verschillen tussen vrouwen en mannen aankaart. Dat het feminisme ook vandaag nog een belangrijke culturele rol te spelen heeft – denk maar aan de recente #MeToo-beweging die ook in de kunstwereld voor veel opschudding zorgde en nog steeds zorgt – zou één van de redenen kunnen zijn waarom de kunst uit textiel, die nog steeds voor de meerderheid door vrouwen gemaakt wordt, meer aandacht krijgt. Toch zijn, net dankzij die emancipatie van het textiel, ook steeds meer mannen zich met de materie beginnen bezighouden. Enkele generaties na Sheila Hicks zijn kunstenaars als de in Amsterdam wonende Fin Kustaa Saksi (°1975), de Zweed Andreas Eriksson (°1975) en de Zwitser Christoph Hefti (°1967) groot geworden met hun textiele kunst. Die laatste begon zijn carrière als ontwerper bij de modehuizen Jean-Paul Gaultier en Dries Van Noten voordat hij autonoom werk begon te maken. Ook de Belg Klaas Rommelaere (°1986) werkte aanvankelijk onder meer bij Raf Simons, maar besloot zich op beeldend werk te richten met het materiaal dat hij kende: naald, draad, wol en garen. Zijn Nederlandse leeftijdsgenoot Koen Taselaar heeft al tal van verschillende kunstvormen beoefend, gaande van tekenen tot aardewerk, maar de laatste jaren laat hij zich opmerken door gigantische wandtapijten. Op de soms wel tot acht meter lange tapijten kan hij volledige universa verbeelden. Taselaar werd genomineerd voor de Volkskrant Beeldende Kunstprijs en had een solotentoonstelling in Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. In de voetstappen van deze kunstenaars treedt jong talent als Thomas Renwart, oprichter van Les Monseigneurs, die momenteel furore maakt met zijn hedendaagse wandtapijten. Ook hij studeerde oorspronkelijk mode, een sector die zo meer en meer een springplank lijkt te worden voor beeldende kunstenaars – mannelijk én vrouwelijk: ook de Nederlandse Claudy Jongstra (°1963) en de Zwitsers-Nederlandse Stéphanie Baechler (°1983) begonnen als textiel- en modeontwerpsters.

Sarah Zapata, To Teach or To Assume Authority, 2018, Natuurlijke en synthetische vezels, handgeweven textile, hout. © Stedelijk Museum Amsterdam.

Textielhausse

Voelen de galeries die deze kunstenaars ondersteunen ook de stijgende geloofwaardigheid van textiel als medium? Niet wat betreft Joris Montens (Galerie Fontana, NL), die onder meer het werk van Claudy Jongstra (°1963) vertegenwoordigt. Jongstra werd bekend om haar ontwerpen van gevilte wol en zijde, geverfd met natuurlijke pigmenten. Haar werken zijn opgenomen in de collecties van onder andere het Stedelijk Museum, het Victoria & Albert Museum en het MoMa, en in 2019 werd ze benoemd tot Kunstenaar van het jaar. Volgens Montens heeft het oeuvre van Claudy Jongstra textiel naar de mainstream van de kunstwereld gebracht. Maar eerder dan een groeiende interesse in textiel merkt hij een groeiende interesse in het werk van Jongstra op. “De interesse in het oeuvre van Claudy Jongstra is afkomstig uit de kring van collectioneurs, musea en kunstliefhebbers die zich richten op de laatste ontwikkelingen in de beeldende kunst. We geloven niet dat zij specifiek op zoek zijn naar een bepaald materiaal, maar dat ze kijken naar goede kunst van kunstenaars met een betekenisvol oeuvre. Bijzonder is bijvoorbeeld dat Claudy Jongstra haar kunstwerken maakt op basis van een aantal voor haar essentiële principes: het proces moet volledig duurzaam zijn, er mag geen verspilling optreden, en ze zorgt voor overdracht van kennis en ambachtelijke vaardigheden bij lokale gemeenschappen op het platteland.”

Ook Michael Zink (Galerie Zink, DE), legt de nadruk liever op het artistieke idee dan op een bepaalde materie. Hij vertegenwoordigt onder meer de Belgische kunstenaars Klaas Rommelaere en Dirk Zoete, die respectievelijk altijd en sporadisch met textiel werken. Die materiaalkeuze maakt Zink op zich niet uit, “maar,” zegt hij, “textiel wordt wel serieuzer genomen dan vroeger. Niet dat er een verschil is in de interesse is voor het medium zelf, maar het is wel een feit dat steeds meer kunstenaars textiel gebruiken om hun ideeën om te zetten in objecten. Ze gebruiken textiel zoals anderen olieverf, grafiet, brons of film gebruiken voor hun kunstwerken. Textiel wordt nu op hetzelfde niveau geaccepteerd als andere technieken.” Joris Van der Borght (Bruthaus Gallery, BE) wijt het succes van de door hem vertegenwoordigde kunstenaar Thomas Renwart (Les Monseigneurs), en de aandacht die hij in de pers krijgt eveneens in de eerste plaats aan “zijn ontegensprekelijke artistieke kwaliteit.” Tegelijk onderscheidt Van der Borght een recente verschuiving waar Renwart deel van uitmaakt. “Ik denk dat de grote periode van het conceptualisme nu voorgoed voorbij is, men zoekt opnieuw metier, kennis van zaken en een duidelijke ‘schrijftaal’. Ik zie steeds vaker dat de technisch artistieke vaardigheden voor een stuk het inhoudelijke van vele kunstwerken mee helpen bepalen. Metier en artistieke kennis zijn geen taboe meer. Het publiek en de collectioneurs zijn intussen het soms wat banale anti-metier werk zat. Men wil weer een kunstenaar die zijn artistieke scheppingen versterkt via een unieke techniciteit.” Naast het metier heeft Van der Borght het gevoel dat het succes van Thomas Renwart schuilt in de originele en vernieuwende toepassing van een traditioneel concept. “Thomas houdt geen rekening met trends, hij is bijzonder authentiek in zijn werk. Ik denk dat deze artistieke insteek, samen met zijn enorme vakkennis, de trend in gang heeft gestoken. Thomas ontwikkelt geen tapijten of wandtapijten, hij geeft het gegeven ‘textielkunst’ een nieuwe betekenis, precies door de geschiedenis te interpreteren en daar heel ver in te gaan. Ik zie dat nu de interesse in textiele kunst, in opvolging van Thomas, steeds groter wordt.” Dankzij Thomas Renwart, die bij gelegenheid ook zelf cureert, leerde galerist Greet Umans (Schönfeld Gallery) het werk van Lisa Ijeoma (°1997) kennen. In haar textiele collages met ontrafelende draden verwerkt ze tegelijk diep persoonlijke en uitgesproken politieke onderwerpen zoals racisme, seksisme en identiteit. Kunst uit textiel heeft ontegensprekelijk een nieuw tijdperk betreden. Greet Umans valt de hypothese van Van der Borght bij: “De interesse in de textielkunst is verbonden aan de comeback van het vakmanschap, een groeiende appreciatie voor techniek en authenticiteit. Meer dan ooit is er nood aan ‘echtheid’. Ontsnappen aan de virtuele overdosis door te kijken en te voelen. Het tactiele is belangrijk.” Ook Elly Kog (Whitehouse Gallery), die naast Stéphanie Baechler ook de met textiel werkende Nederlandse kunstenares Sanne Vaassen (°1991) vertegenwoordigt, ziet de aandacht voor textiel als een soort ‘digitale detox’: “Wij merken dat ons clienteel vaak verrast is door de rijkdom van het materiaal bij de fysieke kennismaking. Over het algemeen is textielwerk moeilijker te promoten via een digitaal platform. Er gaat veel kwaliteit verloren bij het maken van digitale reproducties wat ervoor zorgt dat het zien van textielkunst in het echt meestal de verwachtingen overstijgt.”

Joana Schneider, Baby you know, 300 x 300 cm, gerecycleerde wol en touwafval. © Rademakers Gallery.

En in de musea?

Bij de hedendaagse musea lijkt de aandacht voor textiel af te hangen van een al dan niet bestaande traditie in het verzamelbeleid. Toch valt enkelen van hen een grotere openheid voor kunst met textiel op. Amanda Pinatih, conservator vormgeving Stedelijk Museum Amsterdam, merkt op dat ook de oudere generaties van textiel- of vezelkunstenaars steeds meer de erkenning krijgen die ze verdienen, nu hun eeuwenoude, zij het lang opzijgezette, medium nieuwe relevantie vindt. “Grote musea organiseren overzichtstentoonstellingen van zowel gevestigde als pas ontdekte makers wiens werk is geworteld in ambachtelijke technieken. Ook in de collectie van het Stedelijk is dit te zien. Vanaf de jaren ’60 heeft het Stedelijk zich verdiept in fibre art en werk aangekocht van gerenommeerde makers die, onder andere, specifieke Peruaanse weeftechnieken in hun werk gebruiken, zoals Sheila Hicks en Claire Zeisler (1903-1991). De afgelopen jaren is er werk aangekocht van onder meer Billie Zangewa (°1973), Dorothy Akpene Amenuke (°1968), Abdoulaye Konaté (°1953), Willem de Rooij (°1969), Rosella Biscotti (°1978), Cosima von Bonin (°1962), Farida Sedoc (°1980). De nieuwste textielaanwinst is het werk To Teach or Assume Authority van de Peruaans-Amerikaanse kunstenaar Sarah Zapata (°1988), dat begin dit jaar is aangekocht. De jonge Zapata eert haar eigen (textiel)erfgoed op een nieuwe manier en geeft een hedendaagse draai aan deze techniek waarin zij ook haar eigen identiteit en queerness uitdraagt.” Bij Boijmans Van Beuningen wordt naast hedendaags textiel ook historisch textiel verzameld, alles samen goed voor ruim 650 objecten. “Er zijn 41 tapijten waaronder 21 wandkleden, zowel oud en eigentijds, gaande van Rubens tot Koen Taselaar, en er zijn tal van hedendaagse kunstenaars die met textiel werken in de collectie opgenomen, waaronder Berend Strik (°1960) en James Lee Byars (1932-1997). Maar de grote meerderheid van het textiel in de collectie bestaat uit modestuks, van huizen als Viktor& Rolf, Junya Watanabe, Maison Margiela, Walter Van Beirendonck en Iris van Herpen”, vertelt collectiebeheerder Annemartine van Kesteren. Het zijn ook de toegepaste textielkunsten die historisch het meest belicht zijn door Boijmans. Zo organiseerde het museum in het verleden al grote tentoonstellingen rond Maison Margiela en Walter Van Beirendock. Ook bij Voorlinden wordt niet gericht kunst uit textiel verzameld. Wel was textiel een onderdeel van de recente tentoonstellingen van twee van de grootste vrouwelijke kunstenaars van deze en de vorige eeuw: Yayoi Kusama (°1929) en Louise Bourgeois (1911-2010).

Bij de Belgische hedendaagse kunstmusea hangt de hoeveelheid textiel in de collectie eveneens af van de bestaande tradities in het verzamelbeleid. Het Gentse SMAK bezit 169 kunstwerken uit textiel (of waarin textiel als ‘hoofdmateriaal’ voorkomt) op meer dan 3000 werken. Het merendeel komt ook hier van kunstenaars die niet per se bekend staan om hun gebruik van textiel, denk bijvoorbeeld aan Lili Dujourie (La Traviata), Jan Fabre (L’heure bleu), Panamarenko (Feltra) en Christo (l’Empaquetage). “Er zijn nog maar weinig hedendaagse kunstenaars die exclusief met één materiaal werken”, zegt collectiebeheerder Thibault Verhoeven. “Er is naar mijn aanvoelen geen merkbare stijging te ontwaren van ‘textielkunstenaars’ in onze collectie, zeker niet bij onze recente wervingen van de laatste 10 jaar. Maar we hebben in SMAK ook niet echt een geschiedenis van exclusieve textieltentoonstellingen of solotentoonstellingen van textielkunstenaars.” Bij het M HKA in Antwerpen klinkt een enigszins ander geluid. Enerzijds verzamelt en toont het museum textielwerken van kunstenaars waaraan men evenmin denkt als ‘textielkunstenaars’, zoals Joseph Beuys, Tramaine De Senna, Babi Badalov, Nel Aerts, Otobong Nkanga, Guy Mees, Lea Lublin, Annemie Van Kerckhoven, Daniel Buren en Jan Fabre. Een klein deel van de werken kan evenwel als echte textielkunst worden beschouwd, en dat deel wordt groter. Conservator Christine Lambrechts: “In 1987, bij de opening van het museum, werd meteen Formes Pour un Espace Souple van Tapta verworven, een werk uit 1974 gemaakt uit scheepstouw, deze zomer nog te zien op zaal tijdens onze tentoonstelling over de Stichting Gordon Matta-Clark. In hetzelfde jaar werd Espace Perdu van Guy Mees uit 1964 verworven, een neon-sculptuur, volledig bekleed in kant. Textiel heeft dus altijd al een prominente plek gehad in onze collectie. In 2009 hadden we de tentoonstelling Textiles – Kunst en het sociale weefsel, samengesteld door Grant Watson in 2009, die volledig draaide rond kunstenaars met textiel in hun oeuvre. En er is de laatste jaren inderdaad meer textiel aangekocht, iets wat waarschijnlijk gerelateerd is aan het stijgende aantal werken van vrouwelijke kunstenaars in onze collectie, die percentueel nog net iets vaker met textiel werken dan mannelijke kunstenaars.” Komt er, nu textiel als kunstvorm definitief ontvoogd en erna opnieuw geclaimd is, door mannen én vrouwen, een nieuwe golf van kunst uit vezels naar de musea, de galeries en de huiskamers? Het zou ons niet verbazen.

 

BEZOEKEN

Rademakers Gallery, No Waste (03-09 t/m 30-10),KNSM-Laan 291 Amsterdam, www.rademakersgallery.com
De 11 Lijnen, Rochade – A Project by Andres Eriksson (11-08 t/m 30-10), Groenedijkstraat 1 Oudenburg, www.de11lijnen.com
Galerie Fontana, Feipel & Bechameil (04-09 t/m 16-10), Lauriergracht 11 Amsterdam, www.galeriefontana.com
Bruthaus Gallery, Evert Debusschere & Che Go Eun (18-09 t/m 24-10), Molenstraat 84 Waregem, www.bruthausgallery.be
Schönfeld Gallery, Tina Berning & Christina Zimpel (05-09 t/m 30-10), Waterloosestraat 690 Brussel, www.schonfeldgallery.com
Stedelijk Museum, Bruce Nauman (t/m 24-10), Museumplein 10 Amsterdam, www.stedelijk.nl
Museum Voorlinden, Robin Rhode (t/m 26-09), Buurtweg 90 Wassenaar, www.voorlinden.nl
S.M.A.K., Native Brazil/Alien Brazil (t/m 07-11), Jan Hoetplein 1 Gent, www.smak.be
M HKA, Mood Share (t/m 02-01), Leuvenstraat 32 Antwerpen, www.muhka.be

Ontdek de andere artikels uit het septembernummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!