Hoe Jan Schoonhoven de kunstmarkt veroverde
Fabritius, Vermeer, Schoonhoven. Drie verschillende kunstenaars met één gemene deler: Delft. Alle drie maken ze heel mooie prijzen, maar voor Jan Schoonhoven is de interesse opmerkelijk groot. Wat maakt hem zo bijzonder en hoe groot is zijn markt?
TEKST: ELS BRACKE
Laatbloeier
Het werk Het Apostelhuis, momenteel in Museum Prinsenhof Delft tentoongesteld, is in zekere mate een sleutelstuk voor de introductie van karton als materiaal in het oeuvre van Schoonhoven. Antoon Melissen, die in 2015 het werk beschreef in zijn monografie van Schoonhoven, specifieert: “Volgens zijn zoon Jaap, is Schoonhoven begin jaren 50 uit geldgebrek met goedkoop materiaal gaan experimenteren om speelgoed te maken voor zijn zoon. Zo ontstonden een ridderkasteel, een bergreliëf en een garage. Het Apostelhuis gaat een stap verder. Het is doordacht en met liefde gemaakt, dit is geen speelgoed meer maar een tussenstap naar een autonoom kunstwerk in karton.” De recente restauratie en het onderzoek van het object zijn bijzonder betekenisvol voor Schoonhovens werkwijze tijdens die overgangsperiode rond 1953-’54 – onderweg naar de eerste abstracte seriële reliëfs vanaf omstreeks 1956. Vanaf midden de jaren 50 kende Schoonhovens werk een gestage opmars. De omvang van Schoonhovens werk voor 1955 bleef beperkt – voornamelijk tekeningen en ook wel karikaturen, schilderijen en litho’s. Toch hebben verschillende Nederlandse musea zoals het Kunstmuseum in Den Haag en het Stedelijk Museum ook werk uit de jaren 1938 en 1940 in hun collectie maar dat heeft niets te maken met hoe zijn oeuvre zich verder zou ontwikkelen. Op veiling kwam in de afgelopen tien jaar maar een dertigtal werken uit de periode voor 1950 onder de hamer, voornamelijk inkttekeningen en gouaches met prijzen tussen 1.100 en 4.200 euro. Voor een enkele karikatuur, een aquarel op papier, werd bij Vendu Notarishuis Rotterdam in 2008 slechts 100 euro betaald. Ook in de kunsthandel is het vroege aandeel van Schoonhoven altijd beperkt gebleven. ˮ
Internationaal verbonden
Zoals algemeen bekend bleef Schoonhoven tot zijn pensionering werkzaam als klerk bij de PTT, waardoor hij niet alleen genoot van een voor hem onontbeerlijke dagelijkse structuur maar ook van een verzekerd inkomen. Werken aan zijn kunst deed hij ’s avonds, rechtstaand aan de keukentafel. Deze tafel en de grootte van de binnendeuren verklaarde het aanvankelijke formaat van zijn werk. Het routineuze en archiverende uit zijn job, vertaalde zich ook in de titels van zijn werken. T voor tekeningen en R voor reliëf. Hieraan telkens toegevoegd het jaartal en het volgnummer van dat jaar. Zijn laatste reliëf dateert van 1992, net zoals zijn laatste tekeningen. Deze toewijzingen zijn ook een leidraad bij de chronologische ordening van werken binnen de oeuvrecatalogus. Schoonhoven was bescheiden en enorm gehecht aan zijn stad. Het straatbeeld van Delft vormde de inspiratie voor zijn reliëfs. Niettemin was hij geen wereldvreemde of geïsoleerde kunstenaar zoals Morandi. Deze laatste, die eveneens altijd bleef werken als lesgever en serieel werk maakte, verviel in de beslotenheid van zijn huis en zijn dorp. Schoonhoven ontving samen met zijn vrouw, die in de muziekwereld zat, voortdurend andere artistiekelingen thuis. Bovendien had hij contact met vele andere internationale kunstenaars zoals Kusama en Manzoni. Schoonhoven vormde als nestor van de NUL-beweging in Nederland ook een voorbeeld en inspiratie voor vele landgenoten.
Lobbyende galeries
Vanaf 1957-58, zodra hij zijn eigen taal gevonden heeft en overtuigd is van zijn stijl en van de NUL-beweging, bouwt aan een constant vernieuwend oeuvre. Dit bestaat voornamelijk uit tekeningen, aquarellen, prenten en sculpturen of beter gezegd reliëfs. Een expobezoek in 58 liet Schoonhoven kennismaken met het sneeuwwitte werk van Manzoni en hij zal sommige van zijn oudere reliëfs in het wit overschilderen om uitdrukking te geven aan het verlangen naar verstilling dat ook Piero Manzoni tot de monochromie bracht. Drie galerieën speelden een grote rol bij zijn ontwikkeling en marktpositie: Galerie Delta in Rotterdam, Galerie Orez Mobile in Den Haag en de vooraanstaande Galerie m in Bochum. Antoon Melissen: “Galeriehouders Leo Verboon en Albert Vogel van Galerie Orez waren belangrijke spelers voor de vestiging van Schoonhovens naam. Niet voor hoe Schoonhoven werkte, want daarin was de kunstenaar zeer autonoom maar wel wat er met de werken gebeurde. Meer lobbyist en curator dan enkel galeriehouder en verkoper, zorgde Verboon als een promotor voor de juiste contacten en interesse. Maar vooral Alexander von Berswordt-Wallrabe van Galerie m zorgde ervoor dat eerder dan in Nederland, de internationale en met name de Duitse interesse vanaf de jaren 70 heel groot was. Von Berswordt stimuleerde Schoonhoven ook tot het maken van grotere werken.” Zeggen dat Schoonhoven zijn dagjob financieel nodig had en dat hij niet kon leven van zijn kunst is een verkeerde inschatting. Vanaf 1962 en zeker vanaf het moment dat hij de tweede prijs won op de Biënnale van Sao Paolo in 1967 en zo wereldwijde erkenning kreeg, groeide zijn marktwaarde. De vraag steeg explosief en omdat het maken van reliëfs arbeidsintensief was, nam hij assistenten in dienst. Schoonhoven was ook heel trouw aan ‘zijn’ galerieën. “Heel goedkoop is zijn werk nooit geweest. Voor een reliëf diende men algauw enige duizenden guldens neer te tellen”, aldus Paul van Rosmalen. ˮ
Rijpe tijdsgeest
De heropflakkering van de aandacht voor de ZERO-beweging was voelbaar in 2001 tijdens de veiling van de collectie Henk Peeters, lid van de NUL-groep, bij Sotheby’s Amsterdam. Deze particuliere collectie kunst bevatte Frans Nouveau Realisme, Japanse Gutai en veel werk uit de ZERO-beweging – veelal rechtstreeks door kunstenaar/verzamelaar Peeters van de kunstenaars gekocht of geruild. Namen als Armando, Castellani, Dadamaino, Lucio Fontana, Gianni Colombo, Victor Gentils, Kusama, Jean Tinguely en Jan Schoonhoven kwamen onder de hamer. De verkoop opende de ogen van de geïnformeerde verzamelaar en was van groot belang voor de particuliere markt. In die jaren groeide de aandacht voor Yves Klein en de Italiaanse en Duitse aanhangers van de ZERO beweging zoals Uëcker, Fontana en Manzoni. Het unieke werk van Schoonhoven bleef evenmin onopgemerkt. Het jaar 2010 betekende een mijlpaal met op 10 februari een wereldwijd veilingrecord van € 751.608 bij Sotheby’s Londen voor het werk Weißes Strukturrelief R 62-1 uit 1962. Iets later nam Paul van Rosmalen met GalerieBorzo de beslissing om op Art Basel 2013 een solo-expositie rond Schoonhoven te organiseren. “Het zou arrogant zijn om te zeggen dat wij toen Schoonhoven-geschiedenis hebben geschreven – de tijdsgeest en de algemene interesse voor minimal art nam in die periode enorm toe – maar de expositie was een eyeopener voor Schoonhoven en een wereldwijd succes. Er werd in de internationale media over gesproken en de New York Times had er zelfs een volledige pagina voor veil.” Niet veel later volgde een Schoonhoven-expositie bij David Zwirner Gallery in de Verenigde Staten. “Bijna alles is toen verkocht voor hoge prijzen”, aldus Paul van Rosmalen. “Nu zou een dergelijke verkoopcollectie bijeenbrengen bijna onmogelijk zijn. Per jaar komen er tien, in een topjaar misschien twintig reliëfs op veiling en de helft van zijn oeuvre zit vast in museale collecties.”
Volwaardige tekenkunst
Rond 2015 organiseerden het Guggenheim Museum in New York, het Stedelijk Museum in Amsterdam en Museum Gropius Bau in Berlijn een expositie rond ZERO-kunst wat gepaard ging met diverse onderzoeken en publicaties en bijdroeg tot een breder platform voor NUL-kunst en Schoonhoven. Wat volgde was een spin-off op de kunstmarkt en in de galeriewereld. Sindsdien moet er dieper in de buidel worden getast voor Schoonhovens werken. Hoeveel het er in totaal zijn, vergt nog steeds onderzoek. Vanaf 1971 werkte Schoonhoven met een vaste assistent die zijn werken documenteerde maar er zijn nog steeds gaten wat betreft waar alles zich vandaag bevindt. Het aantal reliëfs zijn beperkt en men schat dat er zo’n 700 à 800 zijn gemaakt waarvan de veilingprijzen nu (2018-heden) variëren tussen de 60.000 en de 400.000 euro, die van de tekeningen (zelfde veilingperiode) liggen tussen de 700 en de 20.000 euro, met een enkele uitschieter tot 50.000 euro. Deze laatste zijn dus voor meer verzamelaars bereikbaar. Maar hoe betekenisvol zijn ze? Van Rosmalen: “Tekeningen heeft Schoonhoven wel veel gemaakt, hij deed het elke dag. Dit waren geen voorbereidende schetsen, tekenen was voor hem een onafhankelijk medium. Het zijn zelfstandige werken, voornamelijk in Oost-Indische inkt, in de jaren 60 met pen en daarna met een dun Japans penseel gemaakt, die nauwkeurig zijn genummerd en altijd in zwart-wit. De schoonheid hierin zit voor mij in de discipline waarin Schoonhoven zich kenmerkt: het lineaire, het seriële, het herhalen van een zelfde beweging waarbij hij een mentale abstractie maakte van het alledaagse zoals het stratenpatroon, het metselwerk en jaloezieën. De prijzen worden heel erg bepaald door de periode: een tekening uit de jaren 60 brengt twee keer zoveel op als een tekening uit de jaren 70 en een tekening uit de jaren 80 haalt misschien maar een kwart van het bedrag als een uit de jaren 60. Dat heeft vooral met de zeldzaamheid te maken. ZERO en NUL bestonden maar van 1960 tot 1966-67.” Schoonhoven maakte ook een zestig tot zeventig litho’s en zeefdrukken, onder andere uitgegeven door Galerie m. Van dit grafische werk bestaat reeds een oeuvrecatalogus. (cd)
Pure kunstenaar
Investeren in het werk van Schoonhoven blijkt een goede keuze. Niet alleen is zijn waarde enkel maar gestegen, zijn oeuvre zal binnenkort goed omschreven staan in de nieuwe oeuvrecatalogus (verwacht voor 2023) wat vervalsingen en namaak tegenhoudt. Wellicht lonkt binnenkort de Aziatische markt. Wat heeft Schoonhoven meer dan medeoprichters Henderikse, Peeters en Armando? Paul van Rosmalen: “Schoonhoven staat aan de top van de Nul-beweging. Hij is het meest ‘puur’ en bleef het dichtst bij de uitgangspunten van ZERO: het seriële karakter, het herhalen van een zelfde beweging, het afzien van kleur, het gebruik van heel eenvoudige en goedkope materialen. Dat heeft ook internationaal het meest de aandacht getrokken. Donald Judd, Sol Lewitt en Elsworth Kelly hadden grote belangstelling voor Schoonhovens werk en verzamelden het ook. De internationale belangstelling bij verzamelaars sinds 2015 werkt nu als de wet van communicerende vaten op de Nederlandse markt.” Schoonhoven was weliswaar afkomstig uit het provinciale Delft, zijn kunsthistorische belang en verzamelwaarde gelden wereldwijd. (cd)
BEZOEKEN
Presentatie rond het gerestaureerde Apostelhuis van Jan Schoonhoven (1914-1994) Museum Prinsenhof Delft, www.prinsenhof-delft.nl 18-06 t/m 11-10
Ontdek de andere artikels uit het zomernummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!