De ontwikkeling van de persglastechniek maakte massaproductie van glaswerk. De Franse glaskunstenaar René Lalique, die zich aan het begin van de 20e eeuw ging toeleggen op de glaskunst , had een aanzienlijke invloed op de ontwikkeling van het persglas. In de laat 19e en vroege 20e eeuw werd persglas populair vanwege de efficiëntie en de mogelijkheid om glaswerk op grote schaal te produceren, een betaalbaar alternatief voor met de handgeblazen glas en kristal.
Persglas ondergaat een fabricageproces waarbij een metalen mal, bestaande uit twee delen, wordt gebruikt. Eerst wordt een gipsen model vervaardigd, gevolgd door het maken van een afdruk met giet- of vormzand, die fungeert als contramal. Een tweedelige mal van gietijzer wordt gegoten rondom deze contramal, voorzien van een scharnier om het lossen van het object te vergemakkelijken. De mal wordt verwarmd met gasbranders, waarna de glasblazer een klodder gesmolten glas (bestaande uit zand, soda en potas) in de vorm laat zakken en het onder druk samengeperst wordt. Na het persen moet het glas geleidelijk onder afnemende temperaturen afkoelen. Na het lossen van het glas kan nabewerking plaatsvinden, zoals het wegsnijden of polijsten van de gietnaden, die overigens vaak enigszins zichtbaar blijven.