afrikaanse kunst

Feest van diversiteit

Het is pas na een grote inhaalbeweging in de 21e eeuw dat de Afrikaanse schilderkunst de erkenning kreeg die ze verdiende. Steeds meer tentoonstellingen sluiten nu aan bij die golf van enthousiasme. De tentoonstelling When We See Us in Bazel staat in het teken van de vreugde en biedt een boeiend overzicht van een eeuw van figuratieve kunst te danken aan kunstenaars uit Afrika en de diaspora.

TEKST: Gwennaëlle Gribaumont

Eerder was de door Koyo Kouoh en Tandazani Dhlakama geïnitieerde tentoonstelling When We See Us in avant-première al te zien in Zeitz MOCAA (Kaapstad). In Bazel is Maja Wismer de curator van dienst. Ze is het hoofd van de afdeling hedendaagse kunst van het Kunstmuseum. Ze vat de centrale idee van de expositie als volgt samen: “Het curatoriële concept werd bedacht na grondig onderzoek en lange gesprekken gevoerd door Koyo Kouoh en zijn team. Het kwam erop aan een zo breed mogelijk ensemble figuratieve schilders te presenteren, met werken die in het teken van de vreugde staan. De focus ligt dus op de positieve aard van de werken. Het oudste werk dateert uit 1920. Het geheel bestrijkt meer dan honderd jaar van schilderkunst en biedt dus een mooi historisch overzicht.ˮ

Het decorontwerp is van Wolff Architects. We krijgen meer dan tweehonderd werken uit 26 landen te zien, van zo’n 120 verschillende kunstenaars en uit 74 openbare en privécollecties,. We mogen dus echt wel spreken van een caleidoscopisch ensemble. De tentoonstelling is rechtstreeks geïnspireerd door de Netflix-miniserie When They See Us (2019). De regisseur van de serie, de Amerikaanse Ava DuVernay, verwijt witte mensen zwarte jongeren steevast te zien als potentiële misdadigers. De titel van de tentoonstelling zorgt meteen voor een ander perspectief. Koyo Kouoh: “Die ‘we’, dat zijn de Afrikanen en hun nazaten in Amerika en elders. De expo laat zien hoe het leven als zwarte wordt uitgebeeld door de Afrikanen zelf.ˮ

Het loont beslist de moeite te tonen hoe die kunstenaars het eigen bestaan zien. Eeuwenlang werden Afrikanen immers afgebeeld door westerse kunstenaars, uit hun heel eigen oogpunt, nu eens overdreven mooi voorgesteld, dan weer in een gewelddadige of onderdanige context. De Afrikaanse kunstenaars zorgen voor een belangrijke trendbreuk: na een lange periode van westerse dominantie schrijven ze nu hun eigen kunstgeschiedenis, uit een anti-exotisch oogpunt. Hier gaat het hoegenaamd niet over de trauma’s die het kolonialisme heeft nagelaten. Integendeel, ze brengen een ode aan de veerkracht, de levensvreugde en de politieke dimensie van ‘Black Joy’.

ICONOGRAFISCHE VERWANTSCHAP

De tentoonstelling vertrekt van iconografische gelijkenissen en is opgedeeld in zes hoofdstukken. Het eerste, Triomf en emancipatie, handelt over het gevoel van trots over de eigen geschiedenis en de successen, ondanks tegenstand en onderdrukking.